De roman ‘Farao’ van succes-auteur Wilbur Smith speelt zich gedeeltelijk af in het oude Egypte, maar gedeeltelijk ook in Griekenland (de streek Laconië, op de Peleponnesos). Verder zijn er connecties met de Griekse mythologie. De mooie omslagfoto van het boek toont ons bovendien de gevleugelde godin Isis, die (evenals de mannelijke Serapis) geïmporteerd werd in het antieke Rome en grote populariteit genoot in de keizertijd.
De held van het verhaal is Taita, adviseur van de (vorige) farao. Hij is menselijk, maar spreekt de taal van de goden. Taita behoort tot de langlevenden en is gezegend door de goden, vooral door Inana, ‘de geheime naam van de godin Artemis’. We weten dat de Grieken en Romeinen de godin Inanna gelijk stelden aan Artemis/Diana en aan Afrodite/ Venus.
De godin Artemis geldt, ook in het boek, als ‘hagne’ (Gr. rein, kuis). Zij is de pure en onbevlekte maagd, vergelijkbaar met Maria in het katholicisme. Smith laat in het verhaal vijftig priesteressen van Artemis optreden. Hun opperpriesteres heet (niet voor niets) Zuster Hagne. De priesteressen doen dienst als seksuele plaatsvervangers van de godin. Dit is het verschijnsel van de ‘heilige hoeren’ of tempelprostituées, dat we in verschillende culten van de oudheid (onder andere ook die van Athene en Afrodite) tegenkomen.
Dan is er de episode van het Laconische zwijn. Bij het inwijden van zijn wijngaarden vergeet de Laconische heerser Hurotas de godin Artemis te eren. Hij laat bovendien alle dieren die de wijngaarden kunnen verwoesten verjagen of doden, ook het bij Artemis geliefde everzwijn. Uit wraak stuurt de godin het Laconische zwijn om Hurotas’ wijngaarden te verwoesten. En hoe vaak het dier ook wordt gedood, Artemis zorgt elk jaar voor een wedergeboorte: elk jaar is het dier dat de godin stuurt woester en groter dan het vorige.
Dit verhaal is een bijna letterlijke kopie van de Griekse mythe van het Calydonische everzwijn. Ook hier is het een koning (Oineus) die vergeten is Artemis te danken. Ook hier stuurt de godin uit wraak een verwoestend zwijn. Meleager zal het beest uiteindelijk bedwingen, nadat zo’n beetje alle Griekse helden zijn opgetrommeld voor deze epische strijd.
Het telkens sterker terugkeren van het zwijn, nadat het gedood is, doet echter denken aan het verhaal van Herakles en zijn gevecht tegen de hydra (een enorme negenkoppige slang). Telkens wanneer een kop was afgeslagen, groeide er een grotere kop in de plaats terug.
Er is nog veel meer. De mooie prinsessen Bekatha en Tehuti worden ontvoerd en vastgeketend aan een rots aan het randje van de zee, om te dienen als offer voor een verschrikkelijk zeemonster. Hierbij denken we meteen aan de vastgeketende prinses Andromeda (een geliefd onderwerp van beeldende kunstenaars), die op het nippertje gered zal worden door de stoere Perseus.
Ook het Kreta van koning Minos komen we tegen. Smith laat de legendarische Minos (naar wie de Minotauros werd vernoemd) omkomen tijdens een enome vulkaanuitbarsting op het eiland, waarmee abrupt aan alle leven een einde komt. Historisch gezien bevat dit wel enige waarheid: de ondergang van de Minoïsche beschaving had inderdaad te maken (dat denken we althans) met een vulkaanuitbarsting, maar dan wel op het nabijgelegen eiland Thera (het tegenwoordige vakantieparadijs Santorini) rond 1600 voor C.
In ons boek is de vulkaanuitbarsting het gevolg van een woedeaanval van Kronos, die door zijn zoon Zeus in de berg was vastgeketend. Zo bevinden we ons in weer een andere Griekse mythe: de wraak van Zeus, de nieuwe oppergod, op zijn vader, die al zijn kinderen verslond uit vrees voor een machtsovername. Waar hij echter niet op had gerekend is dat Rhea, Kronos’ echtgenote, hun jongste kind ontvoerde naar (inderdaad) Kreta en hem daar verstopte, totdat hij oud genoeg was om tegen zijn vader op te staan.
Zo is ‘Farao’ een prettige mengeling van historische en mythologische verbeeldingskracht, met een verhaal dat steeds onverwachte wendingen neemt. Een must-read voor iedereen die houdt van zowel de oude Grieken als de oude Egyptenaren.