Wat te doen als je samen met een vreemde persoon urenlang opgesloten zit in een lift? Van de nood een deugd maken natuurlijk. Je dompelt de vreemdeling onder in de geheimen van je fascinerende vakgebied: de Griekse oudheid en klassieke archeologie. Er is genoeg tijd om iedere periode van de Griekse geschiedenis apart te verkennen – van de prehistorie tot en met de Romeinse overheersing – en om tegelijkertijd een luchtig inkijkje te geven in hoe en waarom van de archeologie als wetenschap.
De Griekse schrijver van het boek – Ted Papakostas – is in eigen land bekend als Archaeo storysteller. Zijn missie: zijn kennis over de oudheid delen met een groot publiek. Natuurlijk past daar een populaire, laagdrempelige stijl bij. Het boek wemelt van de zinnen als: ‘Het Minoïsche Kreta was de Maria Callas of de Tina Turner van de Griekse prehistorie’; ‘Rhea maakte een wrap klaar met een grote steen erin’; ‘Thebe was een one-hit wonder’; ‘ze wisselden van bondgenootschappen alsof het overhemden waren’.
Voor de hoofdstukken waarin de verschillende tijdvakken worden besproken heeft Papakostas telkens titels gekozen van bekende liedjes – van The Beatles tot ABBA. Het zijn spitsvondige leuzen die passen bij een bepaalde periode: We are sailing (Cycadische beschaving), I’ll be there climbing up the walls (Myceense beschaving), I want it all and I want it now (Alexander de Grote), The winner takes it all (de Romeinse periode).
In deze hoofdstukken krijgen we een spoedcursus oud-Griekse geschiedenis. Steeds benadrukt ‘Ted’ dat de oud-Griekse cultuur bewonderenswaardig is, maar ook haar schaduwkanten had (zoals elke cultuur). Romantische beeldvorming wordt keer op keer doorgeprikt. Zo waren de Minoërs niet alleen ‘bloemenmensen’, maar brachten ze ook mensenoffers. En het klassieke Athene bracht de mooiste scheppingen voort (de tragedies, het Parthenon), maar was ook een imperiale en meedogenloze mogendheid.
Een ander kenmerk van het boek is dat de gewone, individuele mens nooit vergeten wordt. Het zijn de kleine menselijke verhalen die de andere kant van de geschiedenis laten zien. Zo reizen we mee met een Minoïsche prinses die haar land verlaat vanwege een huwelijk met een Egyptische farao. We lezen welke namen Myceense boeren aan hun runderen geven en welke woorden vroege Grieken in hun drinkbekers krasten. We vergapen ons met Apelles aan de schoonheid van de hetaire Fryne.
De tussenliggende hoofdstukjes bevatten de FAQ van de klassieke archeologie. Vragen als ‘Wat is archeologie?’; ‘Wie was de eerste archeoloog?’; ‘Hoe worden vondsten gedateerd?’ en ‘Hoe verdwijnen oudheden zo diep in de grond?’. Het belang en de methode van de archeologie wordt hiermee inzichtelijk gemaakt voor een breed publiek. De mensheid, zo leert Papakostas ons, heeft archeologie en oudheidkunde nodig, omdat we willen weten waar we vandaan komen. ‘Eigenlijk is archeologie ook fantastisch omdat ze universeel ‘psychotherapeutisch’ is.’
Iemand met voorkennis van de klassieke oudheid leest dit boek in een sneltreinvaart, vaak met een glimlach om zijn lippen. Zijn er ook voor deze lezer nog nieuwe dingen te ontdekken? Genoeg. Zo wist ik zelf bijvoorbeeld niet dat Egypte – in een ‘culturele wapenwedloop’ – de export van papyrus naar Pergamon verbood, waardoor dit koninkrijk zich toelegde op de ontwikkeling van een ander materiaal: ‘perkament’ (waarvan de naam afgeleid werd van Pergamon).
Daarnaast ben ik door Papakoustas’ enthousiasme aangestoken om over bepaalde onderwerpen meer te willen weten. Ik geef als voorbeeld het mysterieuze dodenorakel in Epirus, een plek waar de Grieken communiceerden met hun overledenen. Verder ben ik zeer nieuwsgierig geworden naar de werken van Lucianus van Samosata, die ik nog maar nauwelijks ken. Bij hem vermoed ik een zelfde frisheid en spitsvondigheid als die Ted Papakoustas in dit boek aan de dag heeft gelegd.
Past heel de Griekse oudheid in een lift? Stap eerst maar in, dan zul je wat meemaken!
Simon Slijkhuis, 25-11-2022
