De strip Orakel treedt in het voetspoor van Homerus. Waar de oude dichter een deel van het verhaal in de mond legt van Odysseus, zo wordt hier een deel van het verhaal verteld door een oude en blinde ziener. Ofwel: we hebben te maken met een ingebedde verhaalstructuur, zoals we die ook kennen uit de televisieserie The Storyteller. In deel 1 van Orakel, ‘De Pythia’, wordt het verhaal verteld aan een weesjongen in Delphi. Omdat deze jongen verder eigenlijk geen rol speelt in het verhaal, kan ik hier wel onthullen dat zijn naam Homerus is. Hiermee creëert schrijver Peru de ironische situatie dat zijn personage de leermeester is van de grootste dichter uit de wereldgeschiedenis. Zo weten we meteen wanneer het verhaal zich afspeelt: rond 800 v.C.
Maar het spel met Homerus gaat enkele stapjes verder. Zoals de lezer van Homerus weet dat het personage Odysseus, die immers bekend staat als de ‘listenrijke’, niet blindelings te vertrouwen is, zo speelt de auteur van ‘De Pythia’ eveneens een spel met waarheid en leugen. De oude verhalenverteller verklaart op de eerste pagina’s dat hij gek zou worden zonder zijn verhalen, dus het vertellen en luisteren naar verhApalen voorziet vooral in een menselijke behoefte. Maar daarmee is het vertelde niet noodzakelijk waar. ‘Verhalen zijn ontspannend, amusant, rechtvaardig, triest, heldhaftig en soms onbelangrijk. Het hangt er maar vanaf wie er naar luistert’. Omdat we de waarheid toch nooit zullen weten, dient het verhaal uiteindelijk vooral als een bron van inspiratie, iedere luisteraar zal in het verhaal zijn eigen waarheid moeten vinden.
Zo is het in elk geval ook gesteld in het ingebedde verhaal, waar de Pythia van Delphi de hoofdrol speelt. De Pythia is de vrouwelijke spreekbuis van Apollo, die bezoekers van de tempel in orakeltaal de toekomst voorspelt (het hoofdpersonage in het raamverhaal en die in het ingebedde verhaal hebben dus dezelfde profetische gave). Maar de waarheid van deze woorden is ook hier in nevelen gehuld. Eenieder die het orakel raadpleegt, zal zelf de boodschap moeten ‘lezen’.
We ontmoeten de Pythia Aspasie, die wijd en zijd beroemd is door haar voorspellingen en door haar adembenemende schoonheid. Dit laatste leidt tot een nogal ongeloofwaardig, maar bepalend verhaalelement, namelijk dat de god Apollo zich vergrijpt aan zijn eigen Pythia: hij verkracht haar zonder scrupules in zijn eigen heiligdom.‘Dat orakel doet er niet toe, de priesters zullen andere idioten opleiden die je plaats kunnen innemen’ (sic!).
De lezer met kennis van de Griekse mythologie (en de receptie ervan) zal deze karaktertekening van Apollo behoorlijk bevreemdend vinden. We ontmoeten een macho-Apollo die slechts uit is op macht en het najagen van zijn lusten. Mede dankzij Friedrich Nietzsche denken we bij Apollo toch eerder aan eigenschappen als doordacht, kalm en beheerst, en juist niet aan de geile, bokachtige acties van Dionysos.
De hele rest van het verhaal zal in het teken staan van Aspasie’s pogingen om wraak te nemen op Apollo en de Olympos. Het blijkt vooral een verhaal van hybris te zijn: iedere poging de Olympus te bestormen is gedoemd te mislukken, zoals ook de Spartaanse legers zullen ervaren. Evenals bij Homerus treden de Olympische goden sprekend en handelend op. Zo ontmoeten we ook Athene en oppergod Zeus. Bij het weergeven van de strijd op de trappen van de Olmypos, waaraan ook mythologische monsters deelnemen, heeft tekenaar Martino zich behoorlijk uitgeleefd. De wezens zelf doen er niet toe, maar het is gewoon fijn – moet hij gedacht hebben – de slangenkop van Medusa van de pagina te zien spatten. En daarin heeft hij natuurlijk groot gelijk.